voor meer: www.tiemens.info
DREIGENDE TELOORGANG VAN EEN TYPISCH KOUDE OORLOGBOUWWERK
Het onverkoopbare te koop
Domeinen biedt bij openbare inschrijving te koop aan de rechten die de Staat kan doen gelden op de buiten gebruik gestelde brandstoftransportleidingen van het ministerie van Defensie.
Aldus een volzin uit een grote advertentie in het dagblad De Telegraaf van 21 juni 2001. Vervolgens worden in de advertentie 7 afgedankte trajecten van de pijpleiding te koop aangeboden. De advertentie maakt de ontluisterende ontmanteling wereldkundig van het uitgebreide netwerk van brandstofpijpleidingen, dat op initiatief van de NAVO in de jaren vijftig in ons land en elders in Europa werd aangelegd en sindsdien met de nodige geheimzinnigheid is omgeven. Het was de periode waarin de Koude Oorlog goed op gang kwam en beide machtsblokken grote inspanningen leverden om hun militaire kracht op te voeren.
En had de Tweede Wereldoorlog niet onomstotelijk aangetoond, dat een strijdmacht, hoe indrukwekkend ook, zonder brandstof tot vrijwel niets in staat was? Dat betekende, dat de toevoer van brandstoffen van de gewenste soorten (met name benzine en kerosine, later ook diesel), in de gewenste hoeveelheden, op de gewenste tijdstippen en naar de gewenste plaatsen (vooral vliegvelden) verzekerd moest zijn. Dat kon alleen met behulp van een uitgebreid stelsel van brandstoftransportleidingen tussen de Rotterdamse haven en de plaatsen waar de brandstoffen nodig waren of van waar ze verder werden gedistribueerd.
Men behoeft geen profeet te zijn om te voorspellen, dat zich bij de veiling op 12 september 2001 geen gegadigden zouden melden voor de roestige pijpen die ongeveer een meter onder de grond liggen. Die schitteren op 12 september dan ook door afwezigheid. Geen wonder, voor transport van vloeistoffen zijn de leidingen al lang ongeschikt, niet in de laatste plaats doordat er her en der al stukken tussenuit zijn. Maar wat ze vooral onverkoopbaar maakt is de omstandigheid, dat de nieuwe eigenaar verplicht is om met alle (veelal particuliere) eigenaren door wiens grond de leidingen lopen, nieuwe overeenkomsten te sluiten voor het gebruik van de grond. Krijgt hij dat niet voor elkaar, dan is hij verplicht de leidingen voor eigen rekening op te ruimen en de percelen weer in behoorlijke toestand terug te brengen. Conclusie: het Rijk zal wel voor het opruimen van zijn eigen rommel opdraaien. En zo hoort het ook.
5VEP
Eén van die transportleidingen in de aanbieding is de 4" pijpleiding van Klaphek (bij Vianen) naar de voormalige vliegbasis Deelen (de KD4), in de advertentie aangeduid als tracé P19. En dat is een interessant tracé, omdat daarin een zogenoemd opjaag- of boosterstation ligt, in het militaire jargon 5VEP geheten. Een imposant gebouw met de volgende (geschatte) afmetingen: lang 25 m, breed 10 m en hoog 5 m. Dit station ligt in Schaarsbergen langs de Otterloseweg (in het verlengde van de Koningsweg), nabij het punt waar de (onverharde) Harderwijkerweg uitkomt op de Otterloseweg.
Kaartfragment - 5VEP ligt rechts boven binnen de cirkel. De 'krul' in het midden is knooppunt Grijsoord, het punt waar de A 50 en de A 12 op elkaar aansluiten. Links de kruising van de A 12 met de N 224 (Arnhem - Ede)
Het opjaagstation is ondergebracht in een forse bunker en omgeven door een hoge en dichtbegroeide zandwal. Daardoor werd de bunker vanaf de Otterloseweg geheel onttrokken aan het oog. Alleen het hoge hekwerk rond het terrein van ruim 1 ha., het toegangshek, de inrit en het witte kantoorgebouwtje verraden, dat er in dit natuurgebied, tegen het Nationale Park De Hoge Veluwe aan, iets ongebruikelijks schuil gaat. Overigens zit het opjaagstation niet in de pijpleiding KD4, maar maakt het deel uit van de parallelleiding die van Klaphek naar Markelo loopt, de KM8. Maar door een verminderde vraag en een betere techniek was het al geruime tijd niet meer nodig ‘het spul’, dat door de 8" pijpleiding naar Markelo ging, in Schaarsbergen nog eens een extra zetje te geven om zo binnen een bepaalde tijd meer te kunnen verpompen. Zoals reeds vermeld, ligt het opjaagstation op een terrein van ruim 1 ha. groot. In 1957 verkrijgt de Staat der Nederlanden die grond in erfpacht van de v.o.f. 'Gelderse Palenhandel', een gezamenlijke onderneming van drie houthandelaren. In maart 1989 koopt de Staat de grond, die dan in eigendom is van een houthandelaar in Ede. De prijs: ƒ 14.000. B & W van Arnhem verleent op 13 september 1957 de noodzakelijke bouwvergunning voor het pompstation, waarvan de bouwkosten op ƒ 700.000 worden geschat. In die tijd een aanzienlijk bedrag.
Vanaf de Otterloseweg zijn alleen het dienstgebouwtje en het indrukwekkende hek te zien.
Daarvoor worden onder andere 2 gebouwen neergezet; het dienstgebouwtje bij de ingang en het eigenlijke pompgebouw. In de grond komt de nodige infrastructuur; de KM8 en ook de KD4, een brandstoftank ten behoeve van de motoren, drie zogeheten aflooptanks en een vuile olietank. In het pompgebouw worden drie units opgesteld, motoren die via een tandwielkast gekoppeld zijn aan de boosterpompen. Verder komen er 2 generatoren in die konden zorgen voor een noodstroomvoorziening. Aan alles is gedacht. Voor de bediening van de units is een operator nodig, die geleverd wordt door het depot Klaphek.
In de linker benedenhoek zijn het dienstgebouwtje en de bunker zichtbaar. De gebouwen rechts behoren bij het instituut 's Konings Jagt
Om het terrein cultuurtechnisch te onderhouden, de gebouwen schoon te houden en her en der wat schilderwerk te verrichten en andere kleine karweitjes uit te voeren, wordt er een Algemeen Technisch Medewerker (ATM’er) aangesteld. De frequentie van het in bedrijf zijn van het pompstation hangt af van de behoefte aan brandstof in het achterland. Maar gemiddeld komt die neer op ongeveer 1 dag per week. De pijpleiding die door het terrein loopt, komt met een spruitstuk bovengronds. Enerzijds om door het pompstation te worden geleid, anderzijds om de scraper te kunnen ontvangen die van tijd tot tijd vanuit het depot Klaphek door de pijpleiding wordt gejaagd, op te vangen. En om een nieuwe scraper richting Markelo te kunnen verzenden. Zo’n scraper is een soort bezemprop, die de binnenwand van de pijpleiding van ongerechtigheden ontdoet."De grote truc was dan om tijdens passage van het vuil wat meekwam met de scraper die ontvangen werd, zodanig te behandelen, dat het niet door het pompgebouw ging, maar voorlangs en dat precies op het juiste moment de nieuwe scraper richting Markelo werd losgelaten." Aldus een woordvoerder van Defensie Pijpleiding Organisatie, de eenheid van de Koninklijke Luchtmacht waaraan de exploitatie van het pijpleidingnetwerk in ons land is opgedragen.
De voorzijde van de bunker
Ook de KD4 loopt door het pompstation, hoewel de voor Deelen bestemde brandstoffen hier niet meer opgejaagd behoeven te worden, aangezien die hier hun eindbestemming al vrijwel hebben bereikt. Wordt ook deze pijpleiding schoongemaakt, dan moet de operator zijn oor op de pijp te luisteren leggen om de passage van de scraper vast te stellen. Die moet dan 3 km verderop in een ‘val’ in een put worden opgevangen. Vanzelfsprekend is 5VEP een object van strategisch belang en gevoelig voor sabotage of vijandelijke acties achter de linies. In tijden van spanning is de beveiliging ervan dan ook opgedragen aan de Kaderschool van de Koninklijke Luchtmacht, die op enige kilometers oostelijker aan de Koningsweg in Schaarsbergen in het (voormalige Duitse!) kazernecomplex KKN (Kamp Koningsweg Noord) is ondergebracht. Ooit heeft er een laag grond op het pompgebouw gelegen. Die is echter verwijderd (met de schop, ca. 30 m³!) toen een inspectie van de dakbedekking nodig was. Twee man zijn er weken mee bezig geweest en binnen DPO spreekt men daar tot op de dag van vandaag nog schande van. De laag er niet meer op teruggebracht.
Afbraak dreigt
Door de verminderde behoefte van de afnemer, werd door de tijd heen steeds minder gebruik gemaakt van de capaciteitsverhogende werking van dit boosterstation. Dit leidde uiteindelijk tot het besluit 5VEP op te doeken. De afkoppeling van KM8 is al geschied, de ontmanteling vrijwel gereed. De diverse tanks zullen worden verwijderd, de grond zal worden gereinigd, het terrein geëgaliseerd en het hekwerk verwijderd. De natuur zal weer bezit nemen van de hectare, alsof er nooit een Koude Oorlog is geweest. Maar daarmee zou een juweeltje van een Koude Oorlogsbouwwerk – en daarmee het verhaal dat daar achter schuilgaat - voorgoed verdwijnen. Een daad, waar we later zonder enige twijfel spijt zullen krijgen. Tegen de voorgenomen afbraak valt nog een heel ander argument in te brengen, dat ’s Rijks rekenmeesters zal moeten aanspreken: de ton(nen) die de afbraak van de degelijk gebouwde bunker kost, kunnen worden bespaard, wanneer het terrein – eventueel tegen een symbolisch bedrag – wordt overgedragen aan een instantie, die bereid is dit fraaie staaltje van Koude Oorlogsbouw in stand te houden. Inmiddels heeft de Stichting Behoud Militair Erfgoed Domeinen in Zwolle benaderd om te kijken of er een mogelijkheid gevonden kan worden om de bunker alsnog te redden. Er gloort dus toch nog hoop.
Een van de drie pompmotoren. Toen deze foto op 26.06.2001 werd genomen, was reeds één motor uitgebouwd