AirborneArnhem.nl : Het Willem Tiemens Archief AA  ·  Home  ·  Over

voor meer: www.tiemens.info

DE LOTGEVALLEN VAN EEN UNIEK ARNHEMS ECHTPAAR

Jonkvrouw Alwina Brantsen en Karl Leopold Eugen Graf von der Goltz

 

Vierentwintig november 1894 was het groot feest op kasteel(een wel wat royale naam voor het statige 18e-eeuwse buitenhuis) Zypendaal ten noorden van Arnhem. Op die dag namelijk werd de zesentwintigjarige dochter des huizes - de bevallige jonkvrouw Alwina - in de echt verbonden met de vier jaar oudere Duitse cavalerie officier Karl Leopold Eugen Graf von der Goltz. Wat – nu ruim honderd jaar geleden - als een sprookjeshuwelijk begon, liep vijftig jaar later op vrijwel dezelfde plaats uit op een grote deceptie. In de tussentijd drukten de gebeurtenissen, die de wereld van die dagen op zijn grondvesten deden schudden, eveneens hun stempel op de echtverbintenis van deze twee markante kinderen van hun tijd. Hun levensverhaal leest dan ook als een boeiend geschiedenisboek.

Jonkvrouwe Alwina Brantsen

Het huwelijk (25 augustus 1865) van Mr. Willem Gerard baron Brantsen (geboren op Zypendaal op 24 oktober 1831) en Anita Agnes Clementine Bohlen (geboren in Philadelphia in de Verenigde Staten op 10 augustus 1841) werd reeds snel overschaduwd door het verlies van twee kinderen die kort na hun geboorte in Den Haag stierven, toen op 8 november 1868 op kasteel Zypendaal hun derde kind ter wereld kwam, Alwina. Dit derde kind van de baronesse en het vierde van de baron (hij verwekte tussendoor nog een kind bij de dienstmaagd Aaltje 't Oost, dat op 9 juni 1868 werd geboren) bleef in leven.

Mr. Willem Gerard baron Brantsen en zijn echtgenote Anita Agnes Clementine Bohlen

Baron Brantsen was een ernstig en hardwerkend man die een belangrijke rol speelde in het landsbestuur. Daarnaast besteedde hij veel energie aan het werk dat zijn veel te jong overleden vader was begonnen, het in cultuur brengen van de honderden hectaren woeste grond ten noorden van de Schelmseweg, niet ver van het kasteel.

 Mr. Willem Gerard baron Brantsen verwekte bij een meisje uit zijn huishouding - Aaltje van 't Oost - een bastaard. Hij leek sprekend op zijn vader

De samenleving uit die tijd - midden negentiende eeuw – en zeker die welke in die periode in het ontginningsgebied (nu Schaarsbergen) ontstond, had nog onmiskenbare feodale trekjes. De invloed die enkele rijke families, waaronder de Brantsens, op de arme bevolking van de schrale zandgronden deden gelden, was groot. Doch van de baron moest gezegd worden dat hij 'op zijn manier' het beste voor had met de mensen die aan zijn zorg waren toevertrouwd. Hij was één van de stichters van de Hervormde Gemeente van Schaarsbergen die mede door zijn toedoen (op Brantsen grond) een kerkgebouw, pastorie en begraafplaats bouwde resp. aanlegde. In 1882 opende in Schaarsbergen, waar al een openbare lagere school was, de Christelijke school ('School met de Bijbel') zijn deuren.

De eerste steen van de School met de Bijbel in Schaarsbergen werd gelegd door jonkvrouw Alwina, de dochter van de baron

Het initiatief om tot de oprichting van een Christelijke lagere school te komen van van Mr. Dr. Willem van den Bergh, de jonge bevlogen hervormde predikant van Schaarsbergen, tevens één van de voorvechters van het Christelijk onderwijs. Dankzij de financiële steun van de baron kon het mooie plan van Willem van den Bergh worden gerealiseerd. Als zaakwaarnemer van de baron trad zijn rentmeester op, Hendrik Jan Tiemens. Bij hem was het beheer van de financiën van de kerk en de school in goede handen. Met het leggen van de eerste steen op 13 maart 1882 door de dertienjarige jonkvrouw Alwina werd de hechte band tussen de school en de familie Brantsen nog eens bekrachtigd. Het zal, naar mag worden aangenomen, haar eerste 'officiële' optreden zijn geweest. Curieus is wel dat de steenhouwer aanvankelijk een onjuiste leeftijd van Alwina in de steen had gebeiteld; 14 jaar in plaats van 13! Of het zijn fout was of dat bijvoorbeeld de secretaris van de schoolvereniging (waarvan de baron erevoorzitter was) een verkeerde opgave deed, valt niet meer na te gaan. Feit is dat de ambachtsman nog wel geprobeerd heeft om de fout zo goed en zo kwaad als dat ging te herstellen. Helemaal gelukt is dat echter niet.

Karl Leopold Eugen Graf von der Goltz

Karl Leopold Eugen Graf von der Goltz werd op 28 juni 1864 te Bröhl geboren. Zijn vader, Karl Friederich Graf von der Goltz, was in die tijd Oberstleutnant in het Pruisische leger. Later zou hij opklimmen tot de rang van General der Kavallerie bereiken en General-Adjudant van keizer Wilhelm I worden. Zijn moeder was Mathilde Maria Gräfin zu Lynar. De naam Von der Goltz had in Duitsland zeker geen onbekende klank. Het geslacht Von der Goltz bracht veel diplomaten, hoge bestuursambtenaren en vooral officieren voort (o.a. 38 generaals en 5 veldmaarschalken). De bekendste Von der Goltz uit die dagen was zonder twijfel Karls oom, Colmar Freiherr von der Goltz - Pasha, die een briljante militaire carrière doorliep en aan het einde van de vorige en het begin van deze eeuw een opmerkelijke rol in de buitenlandse politiek van Duitsland speelde. In augustus 1914 werd deze 'Von der Goltz - Pasha' tot gouverneur-generaal van het bezette België benoemd. De rentmeester van Zypendaal maakte van dat opmerkelijke feit zelfs melding in zijn correspondentie. Ook Karl werd beroepsofficier. Evenals zijn vader bij de cavalerie, de befaamde Ulanen. Een beroep dat hem een redelijk inkomen verschafte. En dat was zeer welkom, want de graaf mocht niet tot de rijke adel worden gerekend.

De eerste 25 jaar

24 November 1894, feest op Zypendaal. Tussen de oranjerie en het koetshuis(r) was een feestelijk decor gebouwd, zonder twijfel onder leiding van rentmeester H.J. Tiemens, die over een bouwkundige achtergrond beschikte

Van het huwelijksfeest op Zypendaal was veel werk gemaakt. Onder leiding van de rentmeester die met zijn kinderrijke gezin in de nabijgelegen rentmeesterswoning Gulden Spijker woonde, was tussen de oranjerie en het koetshuis een imposante erepoort gebouwd. In top de lijfspreuk van de Brantsens: ORA ET VIGILA, bid en waak. Daaronder het profanere 'Hulde aan het bruidspaar'. De graaf poseerde eronder met aan zijn rechterzijde zijn bruid in een smetteloos witte bruidsjapon, zijn linker hand hield hij aan het gevest van een vervaarlijke uitziende sabel die tot de grond reikte. Op het hoofd droeg hij de typische Ulanenhelm. Het echtpaar Von der Goltz vestigde zich in Potsdam - Berlijn.

De zilveren schaal die het bruidspaar kreeg van de collega officieren van de graaf. De familiewapens van de gevers waren rond het wapen van Von der Goltz en Brantsen gegraveerd

Hun eerste kind, een meisje (roepnaam Maia) werd op 1 september 1895 geboren.Op 13 januari 1897 kwam een zoon ter wereld, Wilhelm, zeven jaar later nog gevolgd door een meisje, Elisabeth. Ze zagen alle drie in Berlijn het levenslicht. Baron Brantsen heeft slechts twee van zijn drie kleinkinderen gekend. Hij overleed geheel onverwacht op woensdagavond 8 november 1899 op 68-jarige leeftijd. Zijn stoffelijk overschot werd op 13 november 1899 bijgezet in de grafkelder van de familie Brantsen op de begraafplaats Vrede Oord in de buurt van het kerkje in Schaarsbergen. De baronesse bleef op kasteel Zypendaal wonen, ofschoon zij ook dikwijls in haar Haagse residentie vertoefde en veel reisde. De gravin was toch minstens eenmaal per jaar met de kinderen - en soms vergezelde de graaf hen - op Zypendaal. Het moeten vrij zorgeloze jaren voor het gezin zijn geweest, waaraan de Eerste Wereldoorlog abrupt een einde maakte. De graaf werd met zijn Ulanen naar het front in Frankrijk gestuurd en beleefde daar hachelijke momenten. Kort daarop werd jonker Wilhelm, 17 jaar oud nog maar, onder de wapenen geroepen. Van de graaf vernam men slechts hoogst zelden iets. Zijn familie verkeerde dan ook doorlopend in grote ongerustheid.

De rentmeesterswoning Gulden Spijker, gelegen naast een van de toegangen tot het landgoed Gulden Spijker. In de nacht van 12 op 13 april 1945 brandde het Gulden Spijker, getroffen door een granaat, geheel af en werd niet meer herbouwd. De eeuwenoude, markante tamme kastanjebomen die bij het huis stonden, zijn ook nu nog een bezienswaardigheid

Een ongerustheid die gedeeld werd door de rentmeester en die doorklonk in de brieven aan zijn kinderen. Zo schreef hij op 27 augustus 1914: "Van Graaf v.d. Goltz is sedert 4 augustus j.l. geen bericht ontvangen, zodat de familie in grote zorg en ongerustheid verkeert." En op 6 oktober 1914: "Van Graaf v.d. Goltz kwam vanmorgen nog bericht van 30 september. Hij was nog gezond en was in Frankrijk te Arras. Hij zal ook wel heel wat ellende zien, want er vallen van beide kanten heel wat mensen." Op 18 oktober 1914 vertrouwde de rentmeester aan het papier toe: "Van Graaf v.d. Goltz kwam het laatste bericht. 10 October een telegram uit Cambiae (Kamerijk) dat hij nog welvarend was. Daar schijnt toen hevig gevochten te zijn, waarbij de Duitsers van Arras naar Cambiae terug trokken en 12.000 man op het slagveld lieten." Een bericht van 26 oktober 1915 van zijn hand luidt: "Van Graaf v.d. Goltz en de Jonker hebben wij in lang niet gehoord. De laatste berichten waren van 23 september. Zij zijn beiden aan het Oosterfront." In september 1916 vertoefden de gravin en de beide freules nog op Zypendaal, ofschoon de rentmeester vermoedde, dat de oudste dochter, freule Maia, wel spoedig als verpleegster weer terug naar Duitsland zou gaan. "We denken," aldus Tiemens, "dat zij ook eerstdaags verloofd zal zijn. Op 't ogenblik is hier op de Zyp gelogeerd ene Baron de Vos van Steenwijk en allen denken wel dat die om de Freule Maia komt. Als dat zo is dan zullen we er wel gauw meer van horen." Drie weken later werd de verloving publiek. Intussen had freule Elisabeth nog meer belangstelling voor de tamme kastanjes van de dikke bomen naast de rentmeesterswoning. In weerwil van de gevaren waaraan de graaf en zijn zoon waren blootgesteld - de graaf maakte zelfs mee dat het paard waarop hij zat dodelijk werd getroffen ! - waren zij gezond van lijf en leden op 27 maart 1917 van de partij toen freule Maia in Potsdam in het huwelijk trad met de jonge edelman Mr. J.A.G. baron de Vos van Steenwijk uit Wijhe.

Bruid en bruidegom Von der Goltz - De Vos van Steenwijk met wederzijdse familie te Potsdam, links K.L.E. Graf von der Goltz, 4e van rechts zijn echtgenote, naast haar hun zoon Wilhelm. Zittend hun jongste dochtertje, Elisabeth

Het einde van de Eerste Wereldoorlog betekende ook het einde van de actieve militaire loopbaan van Generalmajor K.L.E. Graf von der Goltz. De graaf, die inmiddels tot de militaire hofhouding van keizer Wilhelm II behoorde - hij was één van diens vleugeladjudanten - volgde zijn heer in 1918 naar ons land.

De tweede 25 jaar

De gravin gaf de voorkeur aan Het Jachthuis als woning boven kasteel Zypendaal. Het Jachthuis lag schitterend op het kleine landgoed Gulden Bodem, op slechts een steenworp afstand van kasteel Zypendaal. Hoewel het haar geboortehuis was, had ze zich nooit erg aangetrokken gevoeld tot het door water omringde kasteel.

Het Jachthuis in het landgoed Gulden Bodem

De baronesse Brantsen-Bohlen bleef tot haar overlijden op 21 april 1926 de enige hoofdbewoner. Nog tijdens haar leven was al met de gemeente Arnhem onderhandeld over de verkoop van het kasteel en de 'plaats'. Echter werd het voorstel van B & W om het geheel voor ƒ 450.000 te verwerven door de gemeenteraad verworpen. Daarop kocht Dr. J.C. Hartogs, directeur en oprichter van de N.V. Eerste Nederlandsche Kunstzijdefabriek Arnhem, in 1925 de buitenplaats en stond die in bruikleen aan de gemeente af. In 1930 kocht de gemeente hem alsnog. 8. Was de verkoop van het zo trotse Brantsen bezit een eerste teken dat de macht van de eens zo invloedrijke dynastie ten einde liep? Kort na de verkoop van Zypendaal verscheen er opnieuw een teken aan die wand. Een voorteken van naderend onheil, zo zou eerst jaren later blijken. Op 24 januari 1928 trouwde de temperamentvolle 23-jarige dochter Elisabeth met de een jaar oudere jonkheer Daniël de Blocq van Scheltinga, geboortig uit Velp. Deze Daniël, daarbij zonder twijfel gesteund door zijn vrouw die onder invloed van de graaf geheel in Duitse geest was opgevoed, werd een vooraanstaand lid van de NSB, schopte het tijdens de oorlog tot burgemeester van Wassenaar en verwierf de scheldnaam Domme Daan. Hij misdroeg zich ernstig jegens zijn Joodse landgenoten. Aan het eind van de jaren twintig legde de steun en toeverlaat van eerst de baron en daarna van de barones en - na haar overlijden - van de gravin, de rechtvaardige rentmeester Hendrik Jan Tiemens na meer dan een halve eeuw de familie te hebben gediend, zijn ambt neer. Zijn zoon Adriaan zag zich voor de schier onmogelijke opgave gesteld om in de voetsporen van zijn veelzijdige en alom gerespecteerde vader te treden. Bovendien had hij tegen dat de gravin ruim veertien jaar ouder was dan hij en nog had meegemaakt dat hij in het rentmeesterhuis in de wieg lag. Graf von der Goltz verdeelde zijn tijd tussen het hof in Doorn, het bezoeken of ontvangen van Duitse relaties en jachtpartijen met vrienden. De gravin, met veel oude familievrienden in de omgeving, had zo haar eigen sociale leven. Vaak logeerden de kleinkinderen op Het Jachthuis, ze waren erg gesteld op hun grootmoeder. Tot de regelmatige gasten op Het Jachthuis behoorde ook prinses Juliana. Dat onderstreept nog eens de goede band die er sinds lang tussen de Oranjes en de Brantsens bestond. En dat de Von der Goltzen nog een handje hebben geholpen bij de totstandkoming van de verbintenis tussen prinses Juliana en prins Bernhard, is eerst sinds de verschijning van het eerste deel van de biografie die Cees Fasseur over Wilhelmina schreef, in ruimer kring bekend geraakt. Zoals voor zoveel andere Nederlanders, was de Duitse inval op 10 mei 1940 een grote schok voor de gravin. Voor de graaf lag dat duidelijk anders. Eindelijk zou Duitsland dan revanche nemen voor de smadelijke nederlaag in de vorige oorlog! Terwijl de strijd op diverse plaatsen in ons land nog in volle hevigheid woedde, dienden zich op Het Jachthuis enkele Duitse officieren aan. Zij hadden bij de gemeente Arnhem aangeklopt voor een stuk grond dat geschikt was om een soldatenkerkhof, waarom ze onder de gegeven omstandigheden dringend verlegen zaten, op aan te leggen. Een wakkere geest ten gemeentehuize had de delegatie doorverwezen naar de Von der Goltz’en. De Duitse generaal in ruste en zijn vrouw bezaten grond genoeg, die zouden vast wel graag een hoekje voor dit nobele doel beschikbaar willen stellen ... Aldus ontdeed de gemeente zich op een zeer elegante wijze van deze netelige kwestie. Het appel dat zijn landgenoten op zijn militaire eer deden, zal de oude generaal goed hebben gedaan. Hij mocht dan inmiddels te oud zijn om nog aan de strijd deel te nemen, het was hem nu toch vergund een bijdrage 'aan de zaak van Duitsland' te kunnen leveren. De gravin was aanzienlijk minder ingenomen met het geval, doch wilde de zaak niet tegenhouden. In de dood waren alle mensen gelijk en ook gesneuvelde Duitse soldaten verdienden een fatsoenlijke laatste rustplaats. Eventueel op Brantsen grond, als het niet anders kon. Zij gaf haar goedkeuring, doch kon niet nalaten daaraan de wens te verbinden "... als ze er maar voor zorgen dat het snel vol komt!" Welnu, wat dat aangaat is ze op haar wenken bediend.

De gravin en graaf op 21 maart 1942 bij het huwelijk van hun oudste kleinkind, jonkvrouw Ferdinanda Maia de Vos van Steenwijk met Jonkheer Mr. Dirk Arnold Willem van Tets

Rond mei 1942 lag het praktisch vol en toog men opnieuw naar de gravin, nu om toestemming te vragen voor uitbreiding van het Ehrenfriedhof. De Duitse bezetting had Het Jachthuis in twee kampen verdeeld. Aan de ene kant stond de graaf die de omgang met de bezetter bepaald niet schuwde. Regelmatig kwamen officieren hun opwachting maken bij de oude generaal. Bij begrafenissen van belangrijke Duitsers (en er kwamen er nogal wat terecht op 'zijn' kerkhofje; zoals twee prinsen, een partijbons en diverse Ritterkreuz dragers) liet Von der Goltz nooit verstek gaan. Het was dé kans om tal van belangrijke landgenoten te ontmoeten. Of het nu een bijeenkomst was ter gelegenheid van Hitlers verjaardag of een ceremonie in verband met Heldengedenktag (jaarlijks omstreeks 16 maart), de graaf was er. Hij voelde zich er bij zulke gelegenheden weer helemaal bijhoren.

Graf K.L.E. von der Goltz, in Musis Sacrum in Arnhem gezeten naast de Gevolmachtigde van den Rijkscommissaris voor Gelderland, Dr. E. Schneider (r) tijdens een concert op 2 mei 1941 dat werd gegeven ter gelegenheid van de verjaardag van de Führer

Ter wille van de lieve vrede met het andere kamp, zijn echtgenote van wier vermogen hij leefde, trachtte de graaf zijn pro-Duitse activiteiten zoveel mogelijk te verdoezelen. Zo mocht de rekening van de smid, die de hoepel vervaardigde waaromheen de forse krans werd opgebouwd die de graaf met Heldengedenktag op het Ehrenfriedhof liet plaatsen, onder geen beding de ware aard van het smidswerk verraden. Dus moest de smid zijn arbeid dan maar verantwoorden als 'verrichte reparatie hekwerk' of iets van dien aard. Doch eenmaal per jaar was de beurt aan de gravin. Op 31 augustus, de verjaardag van koningin Wilhelmina, droeg ze onveranderlijk een opvallende oranje corsage, bevestigd met een gouden speld waarop een gekroonde 'W' zat. Eigenlijk was dat de 'W' van Wilhelm, van wie ze de speld ooit ten geschenke had gekregen. Maar dat wisten maar weinigen. Op 31 augustus was het in elk geval de 'W' van Wilhelmina! Met grote stelligheid wordt verteld dat ze eens tijdens de bezetting op een mooie koninginnedag met de corsage op een tocht in een open rijtuig door Arnhem heeft gemaakt. Er is weinig verbeeldingskracht voor nodig om te begrijpen dat met het keren van Duitslands oorlogskansen ook de stemming op Het Jachthuis omsloeg. D-day moet voor de graaf een welhaast even schokkende ervaring zijn geweest als de inval in mei 1940 was voor zijn echtgenote. Maar voor de gravin begon nú de victorie, bij Normandië! De snelle opmars van de geallieerden moet een kwelling zijn geweest voor de oude generaal. Het overweldigende machtsvertoon waarmee de Britten op 17 september 1944 hun luchtlandingen bij Arnhem inzetten, sloeg Von der Goltz' laatste beetje hoop op 'de goede afloop' van de oorlog definitief de bodem in. De gedachte voor de tweede maal een nederlaag te moeten meemaken, was teveel voor hem. In de nacht van 17 op 18 september 1944 benam hij zich het leven. Omdat het oorlogsgeweld dat rondom heerste een begrafenis op Vrede Oord niet toeliet, werd de graaf op 21 september aan de rand van het gazon vóór Het Jachthuis begraven. Twee maanden later zouden Karl en Alwina hun gouden huwelijksfeest hebben gevierd ...

De laatste 12½ jaar alleen

De evacuatie van Arnhem verdreef ook 'de laatste echte Brantsen', zoals de gravin zichzelf graag noemde, uit Het Jachthuis. Rentmeester A.H. Tiemens en twee van zijn zonen wisten, al naar gelang het uitkwam bewerend dat ze niet in Arnhem maar in Schaarsbergen woonden of omgekeerd, stand te houden in de Gulden Spijker. Daardoor kon Tiemens zo goed en zo kwaad als het ging zich om de bezittingen van de gravin blijven bekommeren. Aan de vooravond van de bevrijding, in de nacht van 12 op 13 april 1945, kwam de Gulden Spijker in geallieerd granaatvuur te liggen. De rentmeesterswoning kreeg een voltreffer te incasseren en vloog boven de hoofden van de in de kelder schuilende bewoners in brand. Ook de wat verderop gelegen boerderij Kattenberg, eveneens behorend tot de bezittingen van de gravin, onderging die nacht hetzelfde lot. Al spoedig na haar terugkeer uit ballingschap maakte de gravin duidelijk dat ze wel graag af wilde van de dode Duitsers op haar grond. "Mevrouw Baronesse A. Brantsen van de Zijp heeft verschillende malen te kennen gegeven, dat het haar hoogst aangenaam zou zijn, wanneer deze begraafplaats werd opgeheven", zo schreef de directeur van de Dienst van de Reiniging, Ontsmetting en Landelijke Eigendommen der Gemeente op 15 oktober 1947 aan het college van B&W van Arnhem. Het zou echter nog tot 1949 duren voordat alle graven waren geruimd. Schoonzoon Jhr. Daniël de Blocq van Scheltinga kreeg de gerechte straf voor zijn misdragingen gedurende de oorlog. Hij werd tot een langdurige gevangenisstraf veroordeeld. Dochter Elisabeth liet zich van hem scheiden. Maar tot haar grote ergernis werd ook de gravin aangepakt. Aanvankelijk werd haar gehele bezit als 'vijandelijk vermogen' aangemerkt.

De gravin op hoge leeftijd

Er dreigde verbeurdverklaring. Na heftig touwtrekken werd de soep uiteindelijk niet zó heet gegeten, hoewel Alwina Brantsen er niet zonder kleerscheuren afkwam. Ze ontkwam niet aan een forse financiële aderlating. "Haar moed en de oranje strik hebben haar echter weinig geholpen. Na de oorlog heeft onze neef, prins Bernhard, zich absoluut niets meer van haar aangetrokken, heeft nooit gevraagd of zij hulp had ...," hief één van haar kinderen een aantal jaren geleden de vinger verwijtend naar Soestdijk. "Maar hoe het ook zij, deze gravin was een dappere vrouw, maar toch iemand met een gouden hart, die durfde te vechten voor recht en vrijheden van het individu, vooral voor de mensen (of hun nazaten) die vroeger hun krachten hadden gegeven voor bestaan en welzijn van haar of haar moeders bezittingen. Daar heb ik persoonlijk bewijs en herinneringen van." Zo schreef mij in 1988 de 92-jarige heer R.N. Busser uit Haarlem, die gedurende de periode 1908 tot eind 1914 de familie op Zypendaal heeft gediend als bosarbeider, vervolgens als jongste tuinknecht in de kas en tenslotte als 2e huisknecht tevens palfrenier van de oude baronesse Brantsen-Bohlen. Hij heeft dus recht van spreken. Terugblikkend moet men mijns inziens beschaamd erkennen dat deze 'laatste echte Brantsen', gezien haar karaktervolle en onbuigzame houding, niet die waardering heeft gekregen die ze verdiende. Soms is de geschiedenis onrechtvaardig. Haar laatste jaren leefde de gravin teruggetrokken op Het Jachthuis. Ze overleed op 22 april 1957, 88 jaar oud.

Overeenkomstig haar laatste wens werd de kist met het stoffelijk overschot van de gravin op een oude boerenwagen van Het Jachthuis naar de begraafplaats Vrede Oord in Schaarsbergen gebracht. Hier rijdt de wel heel sobere stoet - slechts een kever als volgauto - door het landgoed Gulden Bodem naar de Zypendaalseweg om vervolgens richting Schaarsbergen te gaan

Drie dagen later werd haar stoffelijk overschot overeenkomstig haar wens op een boerenkar, voor de gelegenheid geleend van het Nederlands Openluchtmuseum, van Het Jachthuis naar de begraafplaats Vrede Oord bij het kerkje in Schaarsbergen gereden. Ze wilde niet worden bijgezet in de grafkelder van de familie Brantsen en werd daarom begraven in de achterzijde van de heuvel waaronder de kelder ligt. Eerst aan het einde van datzelfde jaar (op 17 december) werden de stoffelijke resten van de graaf van de Gulden Bodem overgebracht naar Schaarsbergen, waar ze bij die van zijn vrouw werden begraven.

De steen op de grafheuvel, die plaats van het graf van Karl en Alwina markeert

De erven verkochten de landgoederen Schaarsbergen en Gulden Bodem aan de gemeente Arnhem. In 1964 viel Het Jachthuis ten prooi aan de slopershamer die het Arnhem van die dagen teisterde. Merkwaardigerwijze bleef het koetshuis van Het Jachthuis gespaard. Het staat er nog steeds en is nu in gebruik als woning. Voor wie er oog voor heeft vormt het een herinnering aan een bewogen en inmiddels lang vervlogen huwelijk ...

Het koetshuis bleef wonderwel gespaard

Klik hier om terug te gaan naar de Home Page.