voor meer: www.tiemens.info
DE DUITSE JAGERS IN DE SLAG OM ARNHEM
In de vele verhandelingen over de Slag om Arnhem die inmiddels het licht hebben gezien, wordt dikwijls gesproken over aanvallen op luchtlandingstroepen door Duitse jagers. Hoewel deze jagers soms vernietigend uithaalden en een zware mentale belasting vormden voor de in felle gevechten verwikkelde parachutisten, is nooit een deugdelijk onderzoek ingesteld naar de omvang, resultaten en achtergronden van de Duitse jagerinzetten. Deze 'witte vlek' in de kaart van de Slag om Arnhem wordt hieronder ingetekend.
Inleiding
Kaartje dat de droppings(DZ)- en landingsterreinen(LZ) bij Arnhem weergeeft. De plaats van de bunker Diogenes van 3. Jagddivision heb ik aangegeven met de stip bij de knik in de weg (Koningsweg) aan de bovenrand van het kaartje
Als in de loop van zondagmiddag 17 september 1944 het besef van de omvang van de slechts op enkele kilometers van de hypermoderne commandobunker van 3. Jagddivision van de Luftwaffe aan de gang zijnde luchtlandingen ook bij de leiding van de Duitse luchtmacht doorbreekt, ontvangt de divisiecommandant, Generalmajor Walter Grabmann (38), het bevel om zijn staf zo snel mogelijk te evacueren en de bunker met zijn installaties onklaar achter te laten.
Generalmajor Walter Grabmann en het (nog steeds) imposante bunkercomplex Diogenes, waarin de Gefechtsstand van zijn 3. Jagddivision was ondergebracht
Een alleszins begrijpelijk bevel. Immers, vallen Grabmann en zijn uitgebreide staf, bestaande uit enige honderden personen, in handen van de geallieerden, dan heeft dat tot gevolg dat een niet meer te dichten bres wordt geslagen in het luchtverdedigingssysteem van het Reich. De sector van Grabmanns 3. Jagddivision is de meest door de vijand doorvlogene van de gehele Duitse luchtverdedigingsstelsel. Kortom, vallen Grabmann en de bemanning van zijn bunker in vijandelijke handen, dan ligt de weg voor de geallieerde luchtmachten naar de meest vitale plaatsen en gebieden in Duitsland geheel open. De generaal geeft bevel om gereed te maken voor vertrek om 17.00 uur. Het aanwijzen van een 'springploeg' die zal zorgen voor de vernieling van wat achtergelaten moet worden, gaat hem zonder twijfel aan het hart. Wanneer iemand Grabmann op dat moment gezegd had, dat de landende Britten er zelfs in de verste verte geen idee hadden van het bestaan van zijn hoofdkwartier zo dicht bij de landingsterreinen, dan zou hij dat waarschijnlijk niet hebben geloofd. Hij is zich er al te zeer van bewust, dat de bunker, waarin hij op dat moment zo'n 10 maanden de scepter zwaait, tot de belangrijkste potentiële militaire doelen uit de wijde omgeving behoort. En moet de bunker, met een dakoppervlakte van een kwart hectare dat praktisch ongecamoufleerd tegen de omgeving afsteekt, niet reeds vele malen door fotoverkenners van de R.A.F., terwijl die hun camera's op het nabijgelegen vliegveld Deelen richtten, zijn 'meegenomen'? Het is al onvoorstelbaar genoeg, dat Diogenes - zoals de codenaam van de bunker luidt - in het jaar dat hij nu in gebruik is, nog nooit serieus is gebombardeerd! Volgens plan draait om omstreeks 5 uur die middag de colonne van het bunkerterrein in Schaarsbergen de Koningsweg op. De stoet gaat richting Duisburg, waar al een reservehoofdkwartier in gereedheid is gebracht. Na haar vernietigend werk te hebben uitgevoerd, trekt ook de springploeg terug naar Duisburg, waar de staf van 3.Jagddivision (hierna verder afgekort als 3. JD), zonder één man verlies te hebben geleden, zijn taak weer opvat.
3. JD Ingeschakeld
Generalleutnant Josef ('Beppo') Schmid, commandant van I. Jagdkorps
Nauwelijks in Duisburg aangekomen, ontvangt Generalmajor Walter Grabmann van I. Jagdkorps, waaronder 3. JD ressorteert, opdracht de bestrijding van de luchtlandingseenheden ter hand te nemen. Het bevel luidt (vertaald) als volgt:
1. 3. JD heeft de opdracht met de volgens 'Generalkommando I. Jagdkorps I A num. 3571/44 GDKDOS' toegekende dagjagerstrijdkrachten vijandelijke transport - en gevechtsformaties in het Hollandse luchtruim in nauwe samenwerking met Generalkommando Il. Jagdkorps te bestrijden. Hierbij moet de nadruk liggen op de vernietiging van vijandelijke vrachtvliegtuigen en moet tegen gelande parachutisten met boordwapens worden opgetreden.Het is aannemelijk, dat de belangrijkste tijdstippen van de toekomstige vijandelijke landingen in de ochtend- en avondschemering liggen.
2. Op 18.9 worden IV./JG 54 (vliegtuigtype Fw 190) naar Plantlünne en III./JG 11 (vliegtuigtype Fw 190) naar Achmer gedirigeerd en operationeel aan 3. JD ter beschikking gesteld.
Beide formaties moeten onder de commandant van IV./JG 54 Major Späte tot één gevechtsverband worden samengevoegd.
Generalkommando I. Jagdkorps I A num. 3581/44 GKDOS von 17.9.44
Conclusie: I. Jagdkorps houdt op 17 september 1944 dus al rekening met nieuwe luchtlandingen in hetzelfde gebied!
Maandag 18 september 1944
Maandagochtend om tien voor elf start JG 11 onder commando van Major Specht (Kommodore van dit Geschwader) om een begin te maken met de bestrijding van de vijandelijke luchtmacht en de gelande troepen. Met liefst 71 toestellen worden de landingsgebieden ten westen van Arnhem gemitrailleerd, terwijl ook een colonne die zich richting Arnhem beweegt, op de korrel wordt genomen.
Major Günther Specht (l) bij de staart van een Fw 190 in gesprek met Kurt Tank (r), de ontwerper van dit type jachtvliegtuig
Ook troepen die zich in de omgeving van de landingsterreinen in de bossen ophouden, moeten het ontgelden. Vijandelijke vliegtuigen ontmoet men niet, volgens de gevechtsrapportage. In het gevechtsrapport van 21 september is er echter sprake van "Ein weitere Mustang", die door Unteroffizier (Uffz.) Genrich (III./JG 300) op 18.09 is neergehaald. Dus zijn er op die dag dan toch luchtgevechten geweest? 's Avonds stelt Grabmann het bevel op voor de jagerinzet voor de volgende dag. De gebieden ten westen en ten noordwesten van Arnhem wijst hij toe aan IV./JG 54 (waarvan Späte de Geschwaderkommodore is) en III./JG 11.
IV./JG 54; deze aanduiding dient als volgt gelezen te worden: vierde Gruppe van het Jagdgeschwader vierenvijftig. Een Jagdgeschwader bestond uit 3 tot 4 Gruppen. Iedere Gruppe beschikte over 20 à 40 jagers (het juiste aantal werd bepaald door de mate waarin de Gruppe in korte tijd geteisterd was door verliezen).
Een gevechtsformatie bestaande uit drie andere groepen wordt 8 km ten zuiden van Nijmegen ingezet, de overige eenheden moeten de vijand in het gebied 10 km ten noorden van Eindhoven aanpakken. De opdracht luidt: bestrijding van de vijandelijke luchtmacht en gelande troepen ter ondersteuning van de concentrische aanvallen die eigen grondtroepen inmiddels uitvoeren. Voorts geeft Grabmann nog enkele instructies inzake de wijze waarop de gevechtsgebieden genaderd en weer verlaten dienen te worden. Kennelijk is hij niet geheel gerust voor wat betreft de gevolgen van deze ongebruikelijke inzet van zijn jagers.
Dinsdag 19 september 1944
Om vier uur in de nacht ontvangt Grabmann opnieuw een telegram van I. Jagdkorps. Daarin wordt nog eens benadrukt, dat met verdere luchtlandingen rekening moet worden gehouden. Voorts moet 3. JD de inzet van jagers zó met II. Jagdkorps afstemmen, dat doorlopend voldoende jagers voor de gevechtstaken beschikbaar zijn. De nadruk blijft liggen op het bestrijden van de aanvliegende transport- en vrachtvliegtuigen. In het gebied bij Arnhem worden op deze bijna wolkenloze dag maar liefst 159 jagers in de strijd geworpen - 3. JD draait weer op volle toeren! De eerste starten om vijf over elf vanaf het vliegveld Achmer.
Piloten van JG 54 (hier van III. Gruppe) met op de achtergrond een Focke-Wulf Fw 190
Het zijn 8 Fw 190's ('Focke-Wulfs'), waarvan er één bij Hengelo een noodlanding zal maken. Vanaf Plantlünne starten even later nog 26 vliegtuigen van hetzelfde type. De overige in de loop van de dag startende jagers zijn alle van het type Bf 109 of wel 'Messerschmitts'.
Messerschmitt Bf 109
Zij krijgen rake klappen te incasseren. Twee maken er een crash landing, vijf worden door P-51 'Mustangs' neergehaald en twee waarschijnlijk vanaf de grond. Een Mustang valt voor de Duitse lopen. Om 16.05 uur registreren de Duitsers het binnenvliegen van ca. 60 vliegtuigen met vrachtzweefvliegtuigen, om 16.30 uur wordt het afspringen van 1.000 parachutisten gesignaleerd. Grabmanns jagers weten de 'lift' van deze derde dag grote verliezen toe te brengen.
North American P-51 Mustang
Woensdag 20 september 1944
Op verzoek van Heeresgruppe B worden 's morgens vroeg met 76 vliegtuigen aanvallen gedaan op troepen langs beide zijden van de weg Nijmegen - Grave - Veghel. Arnhem staat voor 's middags op het programma. Om vier uur starten 23 Bf 109's, doch zij keren na 50 minuten onverrichter zake op Gütersloh terug. Door slecht zicht konden zij hun beschietingen van luchtlandingstroepen bij Arnhem niet uitvoeren. Deze dag, waarop Generalmajor Walter Grabmann zijn 39ste verjaardag viert, keren vier vliegtuigen van zijn 3. JD niet meer terug. Twee worden er vermist. Twee vliegers komen om, één van hen valt ten prooi aan eigen luchtafweergeschut. Hoewel zij deze dag bij Arnhem niet tot actie overging, heeft Frost zeker gelijk, wanneer hij in zijn boek 'A drop too many' (p. 229) bij 20 september 1944 opmerkt: "The Luftwaffe had reappeared in considerable strength". Het moet voor de in een benarde positie verkerende parachutisten bij de verkeersbrug een bittere ervaring zijn geweest. Hoewel ze plaats vindt op een tijdstip waarop de Duitsers dat - getuige de instructie van I. Jagdkorps - verwachten, wordt niet opgetreden tegen de dropping van voorraden bij Arnhem omstreeks zes uur in de middag. Niet alleen het slechte zicht, maar ook het enorme jagerescorte van de bevoorradingsvliegtuigen zal daar debet aan zijn.
Donderdag 21 september 1944
Deze dag bereiken de activiteiten in het luchtruim boven Arnhem een dramatisch hoogtepunt. Hetzelfde kan gezegd worden van de gevechten nabij de verkeersbrug. De als leeuwen vechtende mannen van Frost, die zelf reeds de vorige avond gewond raakte en als krijgsgevangene is afgevoerd, rest geen andere keuze dan de strijd te staken. Al vroeg in de ochtend verschijnen de eerste geallieerde vliegtuigen boven Arnhem. Formaties jachtbommenwerpers en jagers doen hun werk. Grabmann reageert niet. Eerst om kwart voor drie in de middag starten de eerste twee Bf 109's vanaf Dortmund, even later gevolgd door nog eens 22 vliegtuigen van hetzelfde type. Tussen één en drie uur zijn de geallieerden begonnen met het vanuit de lucht bevoorraden van de troepen bij Nijmegen en Arnhem. De Messerschmitts van Dortmund weten liefst 9 bevoorradingstoestellen van het type 'Stirling' (het gevechtsrapport spreekt ten onrechte van Lancasters) en één P-38 'Lightning' jager neer te schieten.
De als bommenwerper al verouderde Short Stirling bewees tijdens de Slag om Arnhem nog goede diensten als sleep- en als bevoorradingsvliegtuig
Lockheed P-38 Lightning
Volgens de Duitsers bleken er parachutisten in de Stirlings te zitten. Zesentwintig Bf 109's die afkomstig zijn van het vliegveld Werl, claimen nog eens 3 Stirlings. En passant schieten de Duitse jagers ook nog vier gliders en vier vrachtwagens op de landingsterreinen ten westen van Arnhem in brand en worden parachutisten onder vuur genomen. Vierendertig FW 190's die vanaf kwart over drie van de vliegvelden Achmer en Plantlünne starten, raken gedesoriënteerd en keren naar hun bases terug. Waarschijnlijk lopen zij daardoor de in aantocht zijnde vliegtuigen die de Poolse Parachutisten Brigade bij Driel moeten gaan afzetten, mis. IV./JG 54 wordt echter onderschept door 50 P-47 'Thunderbolts' en verliest daarbij op 6 na alle 19 ingezette jagers!
Waco vrachtzweefvliegtuigen op de landing zone bij Wolfheze
Republic P-47 Thunderbolt
Merkwaardig is, dat desalniettemin het verhaal gaat (u kunt het lezen in Een brug te ver, van Cornelius Ryan, p. 401), dat de Polen bij het naderen van hun droppingzone door Messerschmitts aangevallen worden. Of dit misschien de 22 Bf 109's geweest zijn, is niet duidelijk. Want om 16.41 uur zou de laatste Bf 109 uit Arnhem geland zijn, terwijl de Polen omstreeks 17.00 uur afgesprongen zijn. 3. JD claimt die dag ook geen Dakota. Het is dus aannemelijk, dat de verliezen aan transporttoestellen veroorzaakt zijn door luchtdoelgeschut (FLAK) en mogelijk door jagers die onder verantwoordelijkheid van Il. Jagdkorps zijn ingezet. Aan het einde van de dag mist Grabmann 13 toestellen. De volgende dagen blijken enkele vliegers hun bange avontuur toch overleefd te hebben.
Vrijdag 22 september 1944
De dag is nog maar een kwartier oud, als I. Jagdkorps via een zekere Oberst Drall (WBN) een verzoek om luchtsteun ontvangt. Over de vijand verstrekt Drall de volgende gegevens:
a. op 21 september zijn 's avonds delen van een Poolse luchtlandingsdivisie ter sterkte van ca. 500 man in het gebied pal ten oosten van Driel afgesprongen. , Ze zijn uitgerust met machinepistolen, bajonetten en wapens voor het nabij gevecht. Zonder Flak, maar met talrijke landingsvaartuigen. Uit gevangenenverhoor zou het doel van deze Poolse divisie zijn: oversteken van de Neder Rijn en oprukken naar het noorden naar Heveadorp, ten westen van Oosterbeek.
b. ten noorden van de Neder Rijn is de in de afgelopen dagen gelande vijand bijzonder sterk in het gebied van de gasfabriek ten oosten van Heveadorp.
c. het vijandelijk bruggenhoofd bij Arnhem is volledig verdwenen.
De bedoeling van het leger geeft Dralle als volgt weer;
'Aanval op de vijand in de gasfabriek ten oosten van Heveadorp door een aanval vanuit Heveadorp in de richting oost en zuid-oost. Als beveiliging tegen oversteekpogingen van de Poolse luchtlandingstroepen inzet van 2 cm-Flak aan de westrand van de plaatsen Heelsum en Heveadorp.'
Bij de Luftwaffe wordt de volgende luchtsteun aangevraagd:
'Een zo vroeg mogelijke inzet van laag vliegende jagers tegen reeds gelande Poolse Parachutisten in het gebied ten oosten van Driel, tegen oversteekpogingen van de Neder Rijn en tegen nieuwe landingen. Ter bescherming van de eigen troepen een inzetverbod tegen gronddoelen ten noorden van de Neder Rijn en ten oosten van de spoorbaan Arnhem - Nijmegen'.
De mededelingen van Drall getuigen van een doortastend Duits optreden. Zelfverzekerd verschuiven zij hun stukken in het eindspel van de schaakwedstrijd, waarop de Slag om Arnhem steeds meer gaat lijken. Overigens is deze zesde dag van de Slag voor 3. JD een rustdag - er starten geen jagers. Maar ook de geallieerde activiteiten staan op een laag pitje - slechts één vliegtuig wordt tussen 12.20 en 33.10 uur boven Arnhem gesignaleerd.
Een Bf 109 wordt met man en macht uit zijn gecamoufleerde opstelplaats getrokken
Zaterdag 23 september 1944
Eerst laat in de middag, te weten tussen vijf voor zes en twee over zes, starten er weer Duitse jagers. Het zijn er 50, vliegtuigen van I./JG 3, III./JG 300 en II./JG 77. Het formeren van de gevechtsformaties lukt echter niet door de slechte weersomstandigheden en omstreeks kwart over zes zetten de piloten hun machines weer aan de grond. In eerste instantie vergaat het de wat later startende jagers van de staf van JG 11, II./JG 27 en IV./JG 54 beter, maar voor hen keert het tij. Na het verzamelen boven Plantlünne trekken ze richting Arnhem. Tot uitvoering van de opdracht (bestrijding van vijandelijke luchtlandingstroepen in het gebied van Arnhem) komt het echter niet. De 48 jagers raken nog vóór hun inzet slaags met naar schatting 40 tot 50 Amerikaanse Thunderbolts. Er ontwikkelt zich een keihard luchtgevecht. Tien of elf Thunderbolts storten neer, waarvan één ten gevolge van een botsing met de Bf 109 van Uffz. Krölls (II./JG 27) die hierbij het leven laat. Grabmanns Jagddivision verliest 13 toestellen, waarvan 6 toebehoren aan IV./JG 54 van Major Späte.
Major Wolfgang Späte; op de rechter foto is Späte in gesprek metGeneral Adolf Galland en Willy Messerschmitt (r)
Om vijf over half acht landt de laatste Bf 109 op Plantlünne. Intussen komt in de Divisionsflugmeldecentrale van 3. JD in Duisburg de melding binnen, dat om 17.40 uur 40 tot 50 Stirlings met gliders over de Scheldemonding richting Nijmegen - Arnhem koersen. Van 18.09 tot 18.29 uur worden bij Arnhem parachutes waargenomen. Deze keer, anders dan op de derde dag, slaagt het escorte (Thunderbolts) er wél in de bevoorradingsvliegtuigen deugdelijk af te schermen. Echter eist nu de FLAK, die intussen van heinde en verre is aangesleept, een zware tol en valt vrijwel al het gedropte materiaal in Duitse handen.
Zondag 24 september 1944
Op deze dag gaan de gevechten bij Arnhem de tweede week in. De Duitsers hebben de Britten inmiddels uit Arnhem teruggedreven naar Oosterbeek, waar zij in een uitzichtloze positie terecht zijn gekomen. De hoofdmacht van de Polen bevindt zich nog steeds aan de zuidzijde van de Neder Rijn, niet in staat om de benarde Britten te hulp te schieten. Nadat 3. JD de handen die nacht al vol heeft gehad aan de bestrijding van ca. 450 bommenwerpers die in drie stromen op verschillende punten naderen (60 nachtjagers werden ingezet die 13 bommenwerpers wisten neer te schieten), worden de activiteiten 's morgens al weer vroeg hervat. Om bijna kwart over acht starten de eerste van 66 jagers onder bevel van Major Specht om in het gebied Nijmegen de gevechtsformatie van de ruim een uur later startende Major Späte voor vijandelijke jagers af te schermen. De groep van Specht schiet in een korte schermutseling twee Mustangs neer, maar verliest zelf ook twee jagers.
Een P-51 Mustang in Engelse dienst
Omdat er verder geen vijand te bespeuren valt, gaat de horde van Specht over tot het mitrailleren van gronddoelen bij Nijmegen, Driel en Oosterbeek. De vierentwintig toestellen van Späte starten tussen kwart over negen en vijf over half tien, met als opdracht het bombarderen van een pontonbrug bij Nijmegen. Maar omdat die er kennelijk niet is, worden de bommen maar op de verkeersbrug afgeworpen, overigens zonder waarneembaar resultaat. Van Spätes formatie keert één toestel niet terug, vijf andere worden geraakt door sterk luchtafweervuur en keren beschadigd terug. Vanaf 09.40 uur start het gevechtsverband onder aanvoering van Major Michalski (Geschwaderkommodore van JG 4). Het bestaat uit 88 Bf-109’s. Michalski en de zijnen moeten de grondtroepen bij het bruggenhoofd Nijmegen aanvallen.
Links: Focke-Wulf Fw 190G-3, rechts Major Gerhard Michalski (2e van links) tussen 'zijn' mannen en bij de staart van zonder twijfel zijn persoonlijke Fw 190 - hij schreef 73 overwinningen op zijn naam en eindigde de oorlog als Oberstleutnant (kolonel)
Na daar coIonnes vrachtwagens en opstellingen van luchtdoelgeschut te hebben beschoten (verlies van twee vliegtuigen), ziet hij bij Driel aan de zuidzijde van de Neder Rijn grote landingsvaartuigen en valt die aan. De laatste jager van Michalski zet zijn wielen om 11.40 uur aan de grond. Uit een notitie omtrent de inhoud van een radiobericht dat Hauptmann Willi Weber' aan Generalmajor Grabmann verzendt, blijkt dat de aanvallen bij Driel succesvol zijn geweest. De tekst van de notitie luidt (vertaald): .
'Inzet van onze jagers in de grondstrijd zeer effectief, bracht merkbare ontlasting voor grondtroepen. Driel brandt, explosies werden waargenomen, vermoedelijk munitievoorraad geëxplodeerd. Treffers in . . . (onleesbaar - W T.) stellingen en op . . . (onleesbaar - W T.) stellingen waargenomen. In het gebied van Oosterbeek liggen de treffers ook zeer goed. Vervolgens aanval van eigen machines op eigen stellingen bij Elst, grondeenheid had geen tekens uitgelegd. Werd direct door Teerose-II ingegrepen en machines op Driel gezet'. *)
Het heeft er alle schijn van dat het de jagers van Major Michalski zijn geweest, die bij Elst de misschien geen luchtsteun verwachtende Duitsers (waarschijnlijk het bataljon van Knaust, mogelijk versterkt met de Gefechtsgruppe Weber) bestoken. De verliezen aan Duitse kant bedragen deze dag totaal 5 vliegtuigen. Drie vliegers komen om, één wordt vermist en één raakt gewond. Zonder twijfel zouden de verliezen hoger zijn geweest wanneer de ca. 25 Mustangs, die tussen bijna elf uur en vijf voor half twaalf de route Harderwijk – Hengelo – Arnhem – Nijmegen – Boch – Goch - Wesel – Emmerich - Kleve vliegen, de formatie van Michalski zouden hebben betrapt. Deze keer komt JG 54 er genadig af. Wanneer ca. 50 Mustangs het gebied Arnhem - Nijmegen tussen half vijf en vijf uur afstropen, is er geen Duitse jager meer te bekennen.
*) Toelichting: Hauptmann Willi Weber behoorde tot de organisatie van Grabmann. Met een gevechtsgroep van ca. 200 man vocht hij aan de zijde van de tanks bij de verkeersbrug in Arnhem, naderhand werd hij aan de zuidzijde van de Neder Rijn ingezet. Het eveneens tot de organisatie van 3. JD behorende radiopeilstation Teerose II ten noorden van Velp bij Arnhem was een belangrijke schakel in de communicatie tussen de grondtroepen en de jagers.
Maandag 25 september 1944
Opnieuw worden de jagers van Grabmann gebruikt voor ondersteuning van het leger. Er moet gebombardeerd worden en dat vereist extra bescherming. De met een bom vliegende jagers zijn immers minder snel en minder wendbaar, dus meer kwetsbaar. Ook is het zaak om niet te worden gestoord tijdens het vliegen van de bom run. Twee gevechtsverbanden krijgen als hoofdtaak het uitvoeren van aanvallen op doelen bij Driel en in het bijzonder op de weg Driel - Kesteren. Eén formatie bestaat uit vliegtuigen van JG 11, de andere staat onder bevel van Major Späte. JG 11 krijgt tevens als bijzondere opdracht om vanaf een uur na starttijd 15 minuten lang boven Driel luchtdekking te geven aan de eenheid van Späte, terwijl die daar hun bombardementen uitvoeren. Indien er geen vijandelijke jagers te bespeuren zijn, kan JG 11 weer overgaan tot het uitvoeren van de hoofdtaak, hetgeen ook geldt voor de formatie van Späte na uitvoering van het bombardement. Vanaf kwart voor drie starten 84 jagers onder bevel van Major Specht, waarvan er één niet terug komt. Specht rapporteert:
'Oversteekverkeer met een veer en meerdere boten, in de richting Doorwerth. Sterke concentraties op de zuidelijke oever bij de oversteekplaats. Licht oversteekverkeer (3 boten) tussen Heteren en Renkum. Doelen waren duidelijk te onderscheiden en werden door de gehele formatie met goede resultaten aangevallen'.
Resultaten volgens een radiobericht van het leger:
'Zeer goede uitwerking. Sterke verliezen in infanteriestellingen en motorbootconcentraties, sterke rookontwikkeling'.
Een uur na Specht starten 62 jagers onder bevel van Michalski. Zij raken tussen half vijf en tien voor vijf in het gebied Doetinchem - Arnhem - Nijmegen - Emmerich in een luchtgevecht verwikkeld met zo'n 20-25 ’Spitfires’, 10 Thunderbolts en 15-20 Mustangs.
Supermarine Spitfire
Michalski verliest 10 toestellen en 7 komen er beschadigd binnen. Daar staan slechts twee Spitfires tegenover. Eerst vanaf zeven over vijf gaat de formatie van Späte de lucht in. Van de bombardementsplannen is kennelijk afgezien. Evenmin als die van Michalski, komt de formatie van Späte toe aan de uitvoering van haar taak. Boven Arnhem krijgen zij namelijk formaties twee- en viermotorige bommenwerpers in het oog en de geallieerde escortejagers werpen zich op de jagers van Späte, die desalniettemin de tweemotorige bommenwerpers weten te bereiken. De schermutselingen kosten Späte 7 jagers, de tegenpartij verliest in dit luchtgevecht 2 Thunderbolts en vier Mitchell bommenwerpers.
Artist's impression van bombarderende North American NA-62 B-25 Mitchell bommenwerpers
De formatie van Späte bestond uit toestellen van JG 4, JG 11 en IV./JG 54 (dat opnieuw twee verliezen kreeg te incasseren). Het weer van deze dag: een aan hoeveelheid wisselende bewolking, bestaande uit buien, met een dekking van meestentijds meer dan 8/10, wolkenbasis tussen 400 en 600 m. Deze gegevens, alsmede de omstandigheid, dat het treffen plaats vindt op een hoogte tot 3000 m en de gebeurtenissen van de volgende dag, zijn waarschijnlijk de aanleiding voor de figuurlijke oorvijg die Grabmann de volgende dag aan de Kommodore van JG 4 en JG 11 uitdeelt.
Bladzijde 4 van het gevechtsrapport van 3. JD over 25.09.1944
Dinsdag 26 september 1944
In de afgelopen nacht zijn de restanten van de eens zo trotse Eerste Britse Luchtlandingsdivisie teruggetrokken over de Neder Rijn. Daarmee wordt in het algemeen de Slag van Arnhem geacht te zijn afgelopen. Deze dinsdag wil ik met betrekking tot de 3. JD nog wel 'meenemen', omdat Grabmann waarschijnlijk bij het inzetten van zijn jagers op deze dag nog niet weet, dat de strijd bij Arnhem voorbij is. Om drie minuten over één start Major Specht met 60 jagers om jacht te maken op jachtbommenwerpers en om bij Driel (met name het kruispunt ten zuiden daarvan) te mitrailleren. Dit ter ondersteuning van het leger. Als nevenopdracht krijgt hij: observeren van het oversteekgebied ten zuiden van Doorwerth. Daar valt echter weinig meer te beleven. Wanneer de laatste jager om zeven voor drie op Störmede landt, blijken er spoedig 4 niet te zijn teruggekomen. In de schermutseling, die op een hoogte van 800 m en ten westen van Arnhem plaatsvindt, moeten echter 7 Typhoon jachtbommenwerpers het onderspit delven. Vanaf de vliegvelden Plantlünne en Achmer starten tussen 13.35 en 13.45 uur 30 Fw 190's onder bevel van Major Späte. Hij verspeelt vijf jagers, doch claimt 1 Spitfire, 1 Thunderbolt en 1 Vigilant (koeriersvliegtuig). De inzet van Späte heeft deze keer echter uitsluitend ten zuiden van Nijmegen plaats.
Een Kette Fw 190's op oorlogspad
Ook Major Michalski gaat met 60 jagers weer op Driel af. Nog vóór Arnhem ontmoeten zij op de hoogte van 800-1000 m 20-30 Lightnings en ca. 10 Mustangs. De confrontatie wordt een regelrechte ramp voor 3. JD, zij verliest 18 jagers! Daar staan slechts 4 Lightnings tegenover. Maar Grabmann geeft zich niet gewonnen. Major Specht stijgt voor de tweede keer op, nu met 49 Bf 109's. Weer richting Driel. Hij slaagt erin zijn opdracht uit te voeren, maar moet toch een verlies van twee jagers incasseren. In totaal verliezen de Duitsers op deze dag, waarop de Slag om Arnhem voorbij is, waarschijnlijk 29 jagers.
De uitbrander van GeneraImajor Walter Grabmann
Deze beschouwing zou niet compleet zijn, zonder de weergave van de uitbrander die Grabmann aan de commandanten van JG 4 en JG 11 (Michalski en Specht) uitdeelt. Hij doet dat op 26 september 1944, waarschijnlijk naar aanleiding van het gebeurde op de vorige en deze dag. Hij schrijft de Kommodore het volgende:
Bij de inzet van het vijandelijke jachtwapen is tweeërlei tactiek te onderscheiden:
1 Inzet van jagers in de sterkte van Gruppen op middelbare tot grote hoogten als bescherming tegen in het gevechtsgebied ingezette Duitse jagers.
2. Jachtbommenwerperformaties die, vliegend op hoogten tussen 300 en 600 m doelen zoeken en met bommen en boordwapens aanvallen. Deze laatste formatie treden in de regel alleen in de sterkte van Staffels (10-15) op.
Indien voor de uitvoering van een gevechtsopdracht tot ondersteuning van de grondtroepen contact met de vijandelijke escorteformatie vermeden moet worden, kan dat alleen dan bereikt worden, wanneer de eigen formatie zich aan het zicht van de escortejagers onttrekt. Bij een bewolking van enige betekenis is het vliegen boven de wolken altijd ondoelmatig, daar vanuit een grotere hoogte lager vliegende jagers zich reeds van verre als zwarte punten tegen de witte ondergrond van wolken aftekenen. Er is slechts één dekking die tegemoet komt aan iedere weersgesteldheid: laag vliegen.
Met het oog daarop heb ik bij alle inzetbevelen voor de nadering bewust 'laag vliegen' bevolen; des te meer verrast het mij naderhand te moeten vaststellen, dat afzonderlijke bevelvoerders bij een bewolking van 6-8/10 op 2-300 m hoogte boven de wolken zijn aan komen vliegen. Het gevolg was onvermijdelijk contact met de feitelijke sterkere afschermingsformaties en een luchtgevecht in een ongunstige positie met de kwalitatief sterkere, uit grotere hoogte met een overschot aan snelheid neerduikende, vijandelijke jagers.
Ik verwacht, dat de Kommodores ervoor zorgen, dat uniforme tactische opvattingen bij hun bevelvoerders en stipte uitvoering van gegeven inzetbevelen gewaarborgd worden.
G
get. Grabmann Generalmajor und Kommandeur 3.Jagddivision
Tot slot
Deze beschouwing wil ik met enkele opmerkingen besluiten.
In de eerste plaats: mijn uiteenzetting is in hoofdzaak gebaseerd op de gevechtsopdrachten en gevechtsrapporten van 3. Jagddivision. Documenten, die - zo is in het verleden al gebleken - een grote mate van betrouwbaarheid hebben voorzover de gegevens betrekking hebben op de Duitse eenheden zelf. Minder betrouwbaar zijn zij uit de aard der zaak, wanneer het gaat over geallieerde gegevens (bijv. omvang van formaties en verliezen), omdat die nu eenmaal berusten op schattingen en beperkte waarnemingen. Ik sluit dus niet uit, dat zo hier en daar nog wel een fine tuning is uit te voeren. Ik wil benadrukken, dat de bron voor de meest betrouwbare gegevens over de Duitse eenheden de Duitse documenten zijn. En informatie over Britse eenheden moet men in eerste instantie in Britse documenten zoeken. Dit lijkt zo vanzelfsprekend, maar het is het niet. Zo blijken veel onderzoekers Duitse verliescijfers uit geallieerde documenten te putten en omgekeerd. Het moge duidelijk zijn dat dit slechts een second best oplossing is en wel voor het geval de meest aangewezen bron niet beschikbaar is. Voorts is het bijzonder merkwaardig, dat Grabmann, die zo'n grote rol gespeeld heeft in de Slag om Arnhem zelf, nauwelijks in enige kroniek daarover voorkomt of, sterker nog, bij menig 'Slag om Arnhem - expert' tot voor kort zelfs geheel onbekend was. Het is te hopen, dat zij meer oog krijgen voor de autoriteit van deze Generalmajor en dienovereenkomstig zijn mededelingen over de Slag en vooral over wat daaraan vooraf ging, zullen beoordelen. Het wordt hoog tijd, dat Grabmann en zijn 3. Jagddvision hun plaats krijgen in het plaatje van de Slag om Arnhem, al kan dat voor sommige anderen wat inschikken betekenen!
Als laatste opmerking nog wat cijfers over de verliezen van 3. JD tengevolge van de inzetten in het kader van de Slag om Arnhem. Deze kostten 9 vliegers het leven, 13 werden gewond, terwijl op 27 september 1944 nog 46 piloten als vermist te boek stonden. Van deze zesenveertig zal zonder twijfel een aantal alsnog, hetzij ongedeerd, hetzij gewond, boven water zijn gekomen. Aangenomen mag worden, dat meer dan de helft is gesneuveld. Ook de materiële de verliezen zijn zeer aanzienlijk geweest. Zo gingen 98 toestellen verloren en raakten er 24 werden in meerdere of mindere mate beschadigd. In de dagen na de Slag leed 3. JD nog hoge verliezen, waardoor het aantal gedode vliegers mogelijk de vijftig overtreft en het aantal verloren jagers tot ruim boven de honderd zal zijn gestegen!